Maak kennis met de essentie van natuurfotografie. (Bron: Canon)
Een zondagse boswandeling. Een dagje dierentuin. De ontluikende lente. Een spectaculaire safari. De natuur is een onuitputtelijke inspiratiebron. Op deze pagina vindt je de beginselen bij van natuurfotografie. Praktische tips en creatieve suggesties om met nog meer plezier je camera mee op pad te nemen. Naar de Afrikaanse savanne, of je eigen achtertuin.
1. Trek de aandacht.
Dieren laten zich moeilijk regisseren. Daardoor ben je snel geneigd een foto te nemen van de situatie waarin een (huis)dier zich op dat moment toevallig bevindt. Dat kan goed uitpakken, maar vaak levert het vrij statische portretten op. Ook herkenbaar: je huisdier doet iets leuks en nét op het moment dat je je camera paraat hebt, blijkt je hond of kat alweer andere plannen te hebben.

Zorg daarom dat je zoveel mogelijk ‘contact’ met het dier houdt. Bijvoorbeeld door je hond te roepen waardoor hij naar je toekomt. Of gooi een speeltje naar je kat. Eten werkt ook altijd goed. Laat iemand een hondenkoekje in de lucht houden zodat je hond omhoog kijkt of zelfs springt. Kortom, trek de aandacht van dieren zodat hun gedrag fotogenieker wordt. Je zult zien dat het veel leukere foto’s oplevert!
2. Heb geduld en pak dat ene moment.
De mooiste, grappigste of meest ontroerende momenten duren meestal maar kort. Zeker als het om dieren en hun gedrag gaat. In elk geval laten ze zich niet afdwingen. Dat betekent dat je geduld moet hebben. Wacht tot er iets bijzonders gebeurt. Dat geldt niet alleen voor huisdieren, maar ook voor een bezoek aan de dierentuin. Ontspan en neem uitgebreid de tijd om het dier dat je wilt fotograferen te bekijken. Er gebeurt vanzelf iets dat beslist een (nog betere) foto waard is!

Reeksopname
Komt dat unieke moment voorbij, dan is het zonde als je het niet weet vast te leggen. Vaak gaat het om details die vaak slechts enkele seconden duren. Dan heb je niet de gelegenheid om het resultaat van een gemaakte foto te bestuderen en een nieuwe te maken. Dat hoeft ook niet, want hiervoor heeft je camera een handige stand: de reeksopname. Daarmee maakt de camera in
hoog tempo meerdere foto’s achter elkaar van dezelfde situatie. Vergelijk de hele serie, dan zul je merken dat er altijd een foto tussenzit die nét iets extra’s heeft.
3. Maak een indringend dierenportret.
Ook van dieren kun je prachtige portretten maken. Denk aan de norse blik van een gorilla, een lodderige leeuwenkop of hou het dichter bij huis en zet je huisdier eens prominent op de foto. Hiervoor bestaan trucs die je afbeelding absoluut een meerwaarde geven. Je kunt zelf het nodige doen, maar je camera helpt je ook goed.

Verander je positie en gebruik de portretstand
Omdat dieren zich weinig aantrekken van je aanwijzingen, zul je zelf een andere houding aan moeten nemen, bij voorkeur op ooghoogte. Experimenteer eens met het effect dat optreedt als je de foto gehurkt of liggend neemt. Op je buik, of zelfs op je rug. Zet vervolgens je camera op de portretstand. Doorgaans vind je deze onder ‘Scene’. Deze stand zorgt voor een scherpe voorgrond tegen een onscherpe achtergrond. Hierdoor komt je onderwerp veel krachtiger naar voren en krijgt het de volledige aandacht.
4. Speel met de compositie.
Het is een volstrekt natuurlijke reactie om een onderwerp in het midden van je foto te zetten. Vaak denk je er niet bij na en richt je de camera zó dat de actie zich in het centrum van het beeld afspeelt. Het scherpstelkader in je zoeker of op je scherm dwingt je ook bijna automatisch om dat te doen. Op zich niets mis mee, maar het is de vraag of je foto dan eigenlijk wel zoveel actie uitdrukt. Er bestaat een simpele manier om meer dynamiek in je opname te brengen: ‘de 1/3e regel’. Plaats het onderwerp links of rechts van het midden, op een derde van het beeld. Daardoor krijg je een compositie die beweging suggereert en dus ‘spannender’ is.

Blijf scherp!
Om de foto scherp te houden, richt je op je onderwerp en druk je de ontspanknop half in. Terwijl je de knop in deze stand vasthoudt, verplaats je de positie van de camera. Pas wanneer je de gewenste compositie hebt, maak je de foto door de ontspanknop volledig in te drukken. Je onderwerp staat dan niet meer in het midden, maar blijft wel scherp zichtbaar.
5. Focus op details.
Een natuuropname maak je meestal omdat een situatie indruk op je maakt. Een grillig vormgegeven boom bijvoorbeeld, of een struik vol prachtige voorjaarsbloesems. Toch komt het vaak voor dat de foto achteraf niet dat bijzondere gevoel van schoonheid weergeeft waardoor je op het moment zelf juist zo werd getroffen.
‘Less is more’
Dit verschijnsel heeft te maken met het feit dat het meestal een onderdeel van het geheel is geweest dat voor de schoonheid zorgde. Dus niet de hele struik, maar de bloesems. En niet álle bloesems, maar net dat ene exemplaar met die perfecte, zachtroze kleur. Probeer daarom te ontdekken wat het precies is dat een natuurverschijnsel zo mooi maakt. Ga op zoek naar kleine elementen. Concentreer je op die details en breng ze zo mooi mogelijk in beeld. Hou daarbij wel de mogelijkheden en beperkingen van je camera in de gaten. Zo heeft je lens bij inzoomen een minimale afstand ten opzichte van je onderwerp
nodig om scherp te kunnen blijven stellen.
6. Een snelle truc voor snelle situaties.
Een kenmerk van dieren is dat ze bewegen. Vaak nog snel ook. Dat kan voor de nodige scherpteproblemen zorgen. Ook hiervoor biedt je camera een oplossing. Onder ‘S’, ‘Scene’ of ‘Scenery’ vind je de ‘sportstand’. Daarmee blijven bewegende dieren scherp zichtbaar zonder dat je alle instellingen handmatig aan hoeft te passen.
7. Inzoomen.
Wil je dieren op grote afstand fotograferen, bijvoorbeeld op safari? Dan is het heel belangrijk dat je bij het inzoomen de camera goed stilhoudt. De kleinste beweging van je hand heeft al grote gevolgen voor de scherpte van het eindresultaat. Dat geldt overigens ook voor compact camera’s. Deze zijn verraderlijk licht, waardoor je juist eerder geneigd bent ermee te bewegen.
Zoek steun
Daarom moet je de camera stabiliseren. Dat kan door steun te zoeken, bijvoorbeeld op de raamstijl van een safari-jeep, het dak van de auto of een tegen een muurtje. Nog beter werkt het door de camera helemaal ‘uit handen te geven’ en neer te leggen op een stabiele ondergrond. Een zakje gevuld met rijst werkt erg goed, maar het beste resultaat krijg je met een statief. Denk daarbij niet meteen aan een grote, uitschuifbare driepoot van anderhalve meter hoog. Er bestaan ook zeer handzame tafelstatiefjes voor kleinere camera’s.
8. Blijf zelf de baas over bewegende beelden.
Zoals gezegd, ligt bij bewegende onderwerpen onscherpte op de loer. Je kunt dit automatisch voorkomen door je camera in de sportstand te zetten, maar veel camera’s bieden je ook de mogelijkheid om zélf de natuur in actie scherp vast te leggen.

Dit doe je door je camera in de stand ‘Tv’ te zetten. Hiermee beïnvloed je de sluitertijd. Experimenteer en hou daarbij het basisprincipe aan dat hoe sneller je onderwerp beweegt, hoe korter de sluitertijd moet zijn. Dat kan variëren van bewegende boomblaadjes in de wind tot een paard dat in volle galop voorbij raast. Afhankelijk van je camera, kun je de sluitertijd instellen
tot wel 1/8000.
9. Experimenteer met scherptediepte.
Vooral bij close-ups van dieren of planten kun je zeer indringende effecten bereiken door zelf het diafragma in te stellen. Niets mooier dan een haarscherp onderwerp tegen een zachte, onscherpe achtergrond.

Zet je camera in de stand ‘Av’ en experimenteer naar hartelust. Ook hiervoor geldt een simpele regel: hoe groter de diafragmawaarde (bijvoorbeeld F2.8), hoe onscherper de achtergrond.
10. Gebruik verschillende lenzen voor verschillende effecten.
Voor meer professionele camera’s zijn verschillende lenzen te koop. Elk met een specifiek doel en resultaat. Bij deze tip gaan we in op het effect van groothoek-, tele- en macrolenzen.

Groothoeklens
Een groothoeklens zorgt voor een relatieve vergroting van alles wat zich dichter bij de lens bevindt. Je krijgt dus een uitvergrote voorgrond ten opzichte van een ‘normale’ achtergrond. Dit kan dynamische, onwerkelijke of grappige effecten opleveren. Bij compact camera’s is het overigens zo dat de lens in de groothoekstand staat als je het toestel inschakelt.

Telelens
Een telelens haalt verre onderwerpen dichterbij. Heel handig dus om op safari close-ups te maken, bijvoorbeeld van olifanten aan de horizon. Of voor bijzondere natuurverschijnselen op zeer grotere afstand. Voor dergelijke opnamen zal een compact camera doorgaans niet helemaal toereikend zijn en heb je een telelens van minimaal 200 mm nodig.
Een bijkomend voordeel van zo’n lens is dat hij het object ‘isoleert’ ten opzichte van de achtergrond. Hierdoor blijft de nadruk op je onderwerp liggen en wordt het decor erachter iets onscherper.